logo.pngWaterval 22, oefening 1: het regelmatig imperfectum (stam+t/d+e/en)

Voorbeelden:

 

1) stam van
 passen en bellen

2) xtckfspj?
passen, bellen

3) enkelvoud + e
(ik/jij/u/hij/zij/het...)

3) meervoud + en
(wij/jullie /zij...)

it fitted, we fitted

ik pas

ja: pas+t

Het pas+t+e=paste.

Wij pas+t+en=pasten.

you called, y’all called

ik bel

 

nee: bel+d

Jij bel+d+e=belde.

Jullie bel+d+en=belden

Vul in.

1. Ik deed iets heel doms. Ik (schamen) me zo!
2. Ik had jeuk, en ik (krabben) me. Er was toch niemand.
3. Oeps! Ik (zich vergissen) me.
4. Mijn vriend (draaien) zich om en zag me.
5. Hij (betrappen) mij terwijl ik me in het openbaar (=in public) krabde.
6. Ik wist ook wel dat het niet (kloppen). Hij vroeg of ik me misschien niet (verzorgen).
7. Dat was niet waar. Ik (poetsen) mijn tanden altijd, en (wassen) me goed.
8. Maar van kritiek word je beter. Dus ik (bedanken) hem voor wat hij zei.
9. We (kussen) elkaar. Mijn vriend is namelijk een kanjer in kussen.
10. Dat (veranderen) alles. Nu was het weer goed.