logo Waterval 11-1: Regelmatig participium

a. ge+
b. +ik-vorm presens+
c. +t (xtckfshpj) of +d (de rest)!

Vul de gaten in en druk op "Check" om je antwoorden te controleren. Gebruik de "Hint" button om een letter te krijgen als je het antwoord niet weet. Maar let op: je verliest punten hiermee!
(Fill in all the gaps, then press "Check" to check your answers. Use the "Hint" button to get a free letter if an answer is giving you trouble. Note that you will lose points if you ask for hints!)
1. Sara is gisteren naar school gefiets (fietsen).
2. Ze is ook niet door haar ouders gehaal (halen).
3. Sara heeft altijd zelf haar brood gesmeer (smeren).
4. Een jongen heeft op straat naar Sara gestaar (staren).
5. Maar dat heeft ze niet ontdek (ontdekken).
6. Ze heeft de weg door het centrum gepak (pakken).
7. Sara is naar school geraas (razen).
8. Mannen hebben de straat gemaak (maken).
9. In de gymzaal heeft Sara gegym (gymmen).
10. In de kantine heeft ze eten en drinken netjes betaal (betalen).