logo 
	  <br />Waterval

Waterval les negen

 

Waar ben je? Thuis! (dialoog uit het boek)


Farid gaat naar beneden, naar de kelder. Hij zoekt iets. En hij gaat Sara’s fiets maken.
Sara zoekt haar vader. Ze gaat naar de keuken. Dat is de kamer waar je kookt, het eten klaarmaakt.
Sara: Mama, waar is papa?
Bahar: Die zit in de woonkamer. Kijk maar eens.
Sara vindt haar vader op de bank in de woonkamer. Hij drinkt iets.
Sara: Hallo!
Aras: Hoi!
Sara geeft haar vader een kus.
Aras: Dag lieverd.
Sara: Ik ga even naar mijn slaapkamer, hè?
Aras: Natuurlijk. Maar waarom?
Sara: Ik heb gewerkt, hoor!
Aras: Oké. Rust maar lekker uit.

Sara loopt de trap op. Ze gaat van de begane grond naar boven, naar de eerste verdieping. Daar is de wc, en de badkamer. En er zijn twee slaapkamers: één voor haar ouders en één voor Farid.

Maar Sara moet naar boven, naar de zolder. Daar, onder het dak, is haar eigen slaapkamer. Ze gaat op haar bed liggen, en staart naar de foto's aan de muren.
Sara: Pff... Even bijkomen.

 
nieuwe woorden

zoekt (zoeken=to seek)
eten (to eat)
klaarmaakt (klaarmaken=to prepare)
vindt (vinden=to find)
liggen (to lie down)
staart (staren=to stare)
bijkomen (=uitrusten=to rest)

de kelder (cellar) het eten (food)
de keuken (kitchen) de woonkamer (living room)
de bank (couch) de slaapkamer (sleeping room)
de trap (stairs) de begane grond (ground floor)
de verdieping=de etage (floor) de wc=het toilet
de zolder (attic) het dak (roof)
het bed (bed) de foto (picture)
de papa de mama

hé? (okay?)
hoor! (you hear me!?)
maar (just, but)
eens (please)
even (a moment)
eigen (own)