Snap je de opdracht? Kom op!
|
|
Docent, Jan Koopman: |
"Een
opdracht" betekent: ik zeg iets, en jullie doen het. |
De
leerlingen pakken een pen en een boek. Sara kijkt wat ze doen.
Dan doet ze het ook. |
|
De docent zegt: | Ga je zitten, Adam! |
Maar het is nog niet stil in de klas. | |
Docent: | Kom op, even luisteren! We gaan nu naar bladzijde twaalf. |
Hij wacht even. | |
Docent: | Oké. Kijk naar oefening negen. Sara, lees eens voor. |
Maar Sara leest bij oefening acht. | |
Adam: | Fout! Niet goed! Ze is bij acht! |
De docent hoort het ook. | |
Docent: | Begrijp je het, Sara? |
Sara: | Nee, ik snap het niet. |
Docent: | Dan leg ik het uit. Ella, lees eens voor. |
Meneer Koopman, de docent, loopt naar Sara. Hij wijst naar nummer 9. | |
Ella leest voor: | Oefening 9: schrijf de namen van alle leerlingen op. |
De leerlingen schrijven alle namen op in hun schrift. Sara snapt het nu. |
|
nieuwe
woorden
|
|